ECR

Waar en wanneer is geld uitgevonden?

Geld & Geldstelsels

De idee dat geld werd uitgevonden om de ruilhandel te vergemakkelijken is naar alle waarschijnlijkheid een fabeltje. De samenlevingen in de millennia voor onze jaartelling waren met name gestructureerd rond status, rond “geschenken” die heen en weer gingen en rond de wederzijdse “schuld” die dat met zich meebracht. Ruilhandel in de zin zoals wij die ons voorstellen bleef beperkt tot uitwisselingen met vreemdelingen buiten die samenleving.

Toen landbouw en veeteelt onze voorouders in staat stelde hun nomadenbestaan op te geven, groeide de vraag naar geld: er moest immers schatting worden betaald aan de heerser en – vooral – aan de priesters in de tempels. Vermoedelijk is de functie als eenheid-van-waarde dus ouder dan die van geld als ruilmiddel. Het juiste offer moest worden afgemeten, of beter: afgewogen zoals we hiervoor al zagen. Afhankelijk van waar deze praktijken plaats vonden, zien we dat vee, allerlei landbouwproducten en andere grondstoffen als geld worden gebruikt, en gewichtsmaten als oorsprong van onze munteenheden.

Zodra de samenleving verfijnd genoeg was om arbeidsverdeling toe te laten, werd de nood aan een functioneel betaalmiddel steeds dringender. De identiteit van wie produceerde en wie consumeerde viel immers steeds minder samen. Om ook kleinere transacties tot een goed einde te brengen, was een duurzame, gemakkelijk deelbare en algemeen aanvaardbare vorm van “wisselgeld” van doen.

Een erg bijzondere beslissing wanneer het om arbeidsverdeling gaat, was wie de wapens opnam. Dat waren steeds vaker huurlingen. Goud en ander edelmetalen werden al duizenden jaren gebruikt als duurzaam gewicht in de weegschaal en de praktijk om daarvan stukjes te knippen om de balans in evenwicht te brengen, leidde bijna drieduizend jaren geleden tot het slaan van munten – ook en vooral om huurlingenlegers te betalen. Munten werden in nogal wat culturen rond hetzelfde tijdstip onafhankelijk van elkaar uitgevonden. Getuige daarvan zijn de uiteenlopende metallurgische procédés en vormen van de munten in regio’s als Klein-Azië, India of China.  

Op papiergeld was het langer wachten – tot de letterdrukkunst werd uitgevonden tijdens de Chinese Songdynastie rond het jaar duizend. Dankzij Marco Polo leerde het Westen hoe de “grote Khan” boomschors tot papier verwerkte en dat voor geld liet doorgaan in heel zijn rijk. Het eerste papiergeld in Europa waren de wisselbrieven, in wezen certificaten die door edelsmeden – de voorlopers van de banken – overhandigd werden aan handelaars die hun goud of zilver bij hen in bewaring gaven. Met die wisselbrieven werden betalingen over lange afstand gedaan.

Het eigenlijke bankbiljet zelf verscheen bij ons in de loop van de zeventiende eeuw. In Zweden richtte ene Johan Palmstruch – geboren Hans Wittmaecker, van Nederlandse afkomst – een wisselbank op en begon in al te groten getale kredietbrieven uit te schrijven. Toen de klanten argwaan kregen, moest de Zweedse overheid de bank overnemen. Palmstruch werd ter dood veroordeeld en zijn vehikel werd later de Zweedse centrale bank.

KADER: Goud is geld en geld is schuld

In december 1912 werd superbankier J.P. Morgan door het Amerikaanse Congres gehoord. De volksvertegenwoordigers hadden grote bedenkingen bij de macht die “The House of Morgan” uitoefende op ondernemingen in de Verenigde Staten en de beurs in het bijzonder. Toen hem werd gevraagd of de controle op kredietverlening ook de controle op geld impliceerde, antwoordde Morgan: “No. Money is gold, and nothing else.”

Morgan verwees naar de goudstandaard die op dat ogenblik in omzeggens de hele Westerse wereld van kracht was: al het geld in omloop werd uiteindelijk gedekt door fysiek goud in de kluizen van de bank. Vandaag is dat niet langer het geval. De euro is, net zoals andere moderne valuta, eigenlijk een schuld waar geen tastbaar onderpand tegenover staat. Onze bankbiljetten, debetkaarten en munten zijn economisch gezien schuldbewijzen. En met die schuld bestaat het risico dat diegene met wie je zaken doet, zijn verplichtingen niet kan nakomen. Maar wie is daarbij de tegenpartij?

  • Munten en papiergeld zijn schuldbewijzen die door de centrale bank, in Europa de ECB, worden uitgegeven aan het brede publiek;
  • Zichtrekeningen en ander “elektronisch geld” kan je economisch als schuldbewijzen beschouwen van commerciële banken tegenover hun rekeninghouders;
  • Bankreserves zijn op hun beurt schuldbewijzen, door de centrale bank uitgegeven aan commerciële banken, waarmee betalingen tussen die banken worden geregeld.

De bron van vele, zo niet alle, moeilijkheden en misverstanden rond geld is deze: hoe kan een “asset with special characteristics” (dixit Milton Friedman) nu een schuld voorstellen?

Voor we verder gaan, moet de lezer zich ervan vergewissen dat je met een schuldbewijs kan betalen. Schulden staan immers voor de verplichting om in de toekomst geld te moeten ophoesten aan wie het schuldbewijs kan voorleggen. Dat hoeft niet noodzakelijk diegene te zijn met wie je oorspronkelijk de schuld bent aangegaan. Door het schuldbewijs door te verkopen wordt jouw verplichting niet opgeheven maar wordt de terugbetaling doorgeschoven aan wie nu het schuldbewijs in handen heeft. De oorspronkelijke begunstigde heeft daarmee een betaling verricht aan de nieuwe eigenaar, precies zoals je met een bankbriefje zou doen.

Toch het is niet omdat schuldbewijzen als geld kunnen optreden, dat daarmee omgekeerd geld per se een schuld hoeft te zijn. Het is enkel de specifieke vorm waarin geld vandaag voorkomt, die het tot een schuld maakt. Ook in het verleden kwam het voor dat geld een schuldbewijs was. De wisselbrieven die in de middeleeuwen circuleerden in het Europa tussen Venetië en Brugge stelden de houder in staat om eender waar een bankhuis binnen te stappen en daar goud of zilver op te eisen in ruil voor het schuldbewijs – goud of zilver dat uiteindelijk van de oorspronkelijke schuldenaar moest komen. Bankbiljetten uitgegeven ten tijde van de goudstandaard lieten de eigenaar in beginsel toe door de centrale bank “in natura” te worden uitbetaald.

Sinds de jaren zeventig echter lijkt geld uit het niets te worden gecreëerd, letterlijk met een druk op de computer, zonder dat daar veel tegenover lijkt te staan. Wie weerhoudt de centrale bank ervan steeds meer van dat geld uit te geven? Kan de Europese Centrale Bank bankroet gaan, bezwijkend onder teveel “schuld”? Hoeveel geld is genoeg?